Bommen op Santiago de Chile
Iedereen in de Chileense hoofdstad Santiago voelde in die eerste week van september 1973 dat er iets zou gebeuren. De oppositie tegen de democratisch gekozen president, Salvador Allende, was de laatste maanden in hevigheid toegenomen. De linkse regering en de rechtse oppositie stonden steeds grimmiger tegenover elkaar. Politiek geweld ontwrichtte het land en leidde tot een economische chaos.
De overwinning van Salvador Allende in de verkiezingen van 1970 was een feest geweest voor alle linkse krachten in de wereld. Honderden verslaggevers waren uit alle windstreken in Santiago de Chili neer gestreken in het voetspoor van duizenden vrijwilligers die wilden meewerken aan het vredelievende linkse experiment. De door Allende gesmede alliantie ‘Unidad Popular’ van socialisten, communisten en een deel van de Christen-democraten begon uitbundig te leven in de arme volkswijken van de grote steden, de overbevolkte ‘poblaciones’.
Maar de beloften om de grote industrieën en de landbouw in naam van het volk te nationaliseren leidde tot een onwillige meerderheid in de volksvertegenwoordiging, het Congres. Allende werd ondanks de enthousiaste steun van de bevolking, steeds meer in de verdediging gedrongen. De tegenstellingen werden steeds meer op straat beslecht. En werden daar met alle Zuid-Amerikaanse passie beleefd.
Dat paste niet in de traditie van het Chileense volk. In tegenstelling tot de meeste omringende landen, was Chili altijd een van de meest gematigde democratieën van het hele continent geweest. Santiago was de zetel van de oudste universiteit van het werelddeel. Het was een van de landen van de wereld, waar een omvangrijke sociale wetgeving tot stand was gekomen. Verkiezingen verliepen doorgaans ordelijk en uitslagen werden geaccepteerd.
Maar de sociale eruptie van ongekende vrijheid, blijdschap en broederschap bleek voor een groot deel van de conservatieve bevolking teveel van het goede. En leidde bovendien tot grote irritatie bij de noordelijke buur, de Verenigde Staten, die meer dan genoeg had aan één socialistische rebel, Cuba, in zijn zuidelijke achtertuin.
Op 11 september 1973 maakte een kleine bommenwerper, die zijn dodelijke vracht welgericht loste boven het Presidentiële paleis La Moneda in het centrum van Santiago, een plotseling einde aan de hartstochtelijke verwachtingen van heel veel Chilenen.